Ga naar de inhoud van deze pagina.
Kadernota 2026-2029 00 Kadernota 2026-2029

Financieel technische uitgangspunten

Algemeen

De meerjarenbegroting 2026 - 2029 wordt opgesteld in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), de financiële verordening 212 en het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK) van de provincie Noord-Brabant en de begrotingscirculaire 2025 van de provincie.

Bij de opstelling van de begroting 2026 worden de begrotingswijzigingen betreffende het jaar 2025 tot en met de 1e bestuursrapportage meegenomen in de vergelijkende cijfers.

In de begroting 2026 is zoveel mogelijk rekening gehouden met autonome ontwikkelingen, zoals toename van het aantal inwoners, woonruimten, uitkeringsgerechtigden, bouwleges, e.d. Verder is er zoveel mogelijk rekening gehouden met opgelegd rijksbeleid.

De ramingen van de uitkeringen uit het Gemeentefonds zijn in de begroting 2026-2029 gebaseerd op de uitkomsten van de meicirculaire 2025.

Het coalitieakkoord 2022-2026 bepaalt mede de beleidskaders waarbinnen de uitvoering van de begroting moet plaatsvinden.

Budgetoverschotten gedurende het boekjaar vallen terug naar de algemene middelen en komen daarmee beschikbaar voor integrale afweging.

Alle lasten die verband houden met de zogenaamde "gesloten systemen" worden, voor zover wettelijk toegestaan, aan die systemen toegerekend.

Activa

De activa worden geactiveerd en afgeschreven conform het BBV en de financiële verordening 212 (vastgesteld raad 11 januari 2025). De kapitaallasten worden berekend met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin het actief zijn nut oplevert.

Indexering

De huurinkomsten van de sportaccommodaties worden geïndexeerd met de door het CBS vastgestelde kerninflatiecijfer SA19 per jaar. Voor 2026 en verder is dit indexcijfer nog niet bekend. Daarnaast wordt de verhouding huuropbrengst en kosten berekend en wordt de huur hierop aangepast.

De huurinkomsten van de overige accommodaties worden geïndexeerd conform de in de contracten opgenomen indexatie.

De budgetten op basis van contracten en gemeenschappelijke regelingen zijn verhoogd met de werkelijke kostenstijging, wat is opgenomen in het betreffende contract of de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting 2026 van de betreffende regeling.

De subsidies aan professionele organisaties worden geïndexeerd met de door het CBS vastgestelde consumentenprijzenindex (CPI) alle aanbestedingen (referentiejaar 2015=100). Deze zijn gebaseerd op een variabel indexcijfer die tot stand komt door de volgende formule: ((CPI van de kalendermaand 8 mnd voor moment van indexeren – CPI van de kalendermaand 20 mnd voor moment van indexeren) / CPI van de kalendermaand 20 mnd voor moment van indexeren) * 100%.

De personeelslasten indexeren we met de verwachte ontwikkelingen van de CAO en reguliere aanpassingen als gevolg van periodieke salarisverhogingen en premies. Voor 2026 moet het percentage nog berekend worden.

Reserves en voorzieningen en rentebeleid

Het gehanteerde reserves- en voorzieningenbeleid is conform de financiële verordening zoals deze in 2025 door de raad is vastgesteld.

Aan de materiële vaste activa en de grondexploitaties wordt een renteomslag toegerekend, gebaseerd op de werkelijk betaalde rente en de verhouding vreemd vermogen versus eigen vermogen. Voor 2026 is dit 1%. Percentage is nog onder voorbehoud en is bij de begroting bekend.

Lokale heffingen

Uitgangspunt voor OZB is een opbrengststijging op basis van een indexering van 2%. Voor niet-woningen wordt er ook een opbrengststijging berekend van 2% nadat de minimale opbrengst gelijk is aan de korting die het rijk hanteert bij het gemeentefonds. Voor de toeristenbelasting en forensenbelasting is opbrengststijging op basis van een indexering van 1%.

De tarieven voor de afvalstoffenheffing zijn berekend op basis van 100% kostendekkendheid.

De rioolheffing is gebaseerd op het Water en Rioleringsplan en de tarieven zijn gebaseerd op 100% kostendekkendheid.